Toen
ik 10 jaar was, in het verre verleden van 1955, breide mijn moeder
een trui voor mij. Ze breide hem duidelijk voor de feestdagen, want
ik vind mezelf [met trui] terug op vele foto`s, gemaakt op kerst van
dat jaar. Ik was dol op die trui en toen ik er zover was uitgegroeid,
dat het echt niet meer kon, heb ik hem, met veel verdriet, weg moeten
doen, dat weet ik nog. Als ik het goed heb, was hij groen [zeker],
met een grote ronde pas met 3x3 gekleurde strepen [zeker] in de
kleuren rood [zeker] , wit en geel [niet helemaal zeker]. Helaas,
voor de kleuren heb ik, aan de foto`s niets, want ze zijn allemaal
zwart-wit. Ook verder kan ik er weinig mee, want de kwaliteit is
“anno 1956”, wat niet echt garant staat voor een scherpe
afbeelding.
Trouwens,
toen ik in mijn foto-archief aan het zoeken was, naar afbeeldingen,
waar ik die trui aan had, ontdekte ik, tot mijn verbazing, dat mijn
moeder een supergoede breister was. Zowel mijn broer als ik hebben,
op de foto`s, de mooiste truien aan. Arme mam, je had toen niet veel
eer van dat vele werk, want dat hadden we als kind echt niet door. En
nu, jeetje wat een tijd, ruim 60 jaar later, kan ik het je niet meer
vertellen, hoe goed ik het van je vind.
Maar
dat neemt niet weg, dat ik, die echt niet veel met kleding heb, die
trui nooit ben vergeten. De liefde gaat zelfs zover, dat ik al jaren
het plan heb om hem nog eens na te maken. Het moet mogelijk zijn,
want het patroon is er nog. Waarom mijn moeder het altijd heeft
bewaard, zal altijd een vraag blijven, maar ik ben blij, dat ze het
gedaan heeft, want zonder dat, had ik er niet eens aan hoeven denken.
Vanmorgen
heb ik de stoute schoenen aangetrokken en ben begonnen met het
patroon eens een paar keer goed door te lezen. Hoewel breipatronen
lezen, beslist mijn hobby niet is, leerde het me wel, dat het anno
1956, niet de gewoonte was, om duidelijk te zijn. Na en stief
kwartierje lezen,begon ik steeds meer respectvoor mijn moeder te
krijgen, want die had het toch maar geflikt, om ook van dat patroon,
mijn lievelingstrui te fabriceren. Dat zij daar uit gekomen is! Ze
zal het ook wel moeilijk hebben gehad, want het papier stikt van de
aantekeningen, waar ik nu dankbaar gebruik van maak.
Het
hele patroon is geschreven in telegramstijl en er zijn beslist geen
twee woorden gebruikt, als één voldoende was. Vermelden van
stekenaantallen na meerderingen of minderingen was in 1956 duidelijk
nog niet uitgevonden en dat mis ik nog het meest. Na het helemaal in
mijn eigen termen uitgeschreven te hebben, besluit ik na twee uur een
proeflapje te gaan breien. Ervaring heeft geleerd, dat, “doen”
wat er staat, meestal beter gaat, dan alleen maar lezen en inderdaad,
na een lapje van 50 steken en ca. 25 toeren, begint het me te dagen.
Alleen,
hoe de stekenaantallen zich verhouden, ten opzichte van de maat is me
nog niet helemaal duidelijk. Hoewel…...heel voorzichtig begin ik te
denken om het simpel te houden. Dwz. om de aantallen te nemen die in
het patroon staan en de maat van de breipennen te verhogen van 2,5
naar 3.5 en bijpassende wol. De gok is dan wel of hij niet een beetje
groot wordt, maar dat zal moeten blijken.
Wordt
hopelijk vervolgd.